Home > Overdenkingen > Berouw is niet enkel voor zondaars

Berouw is niet enkel voor zondaars

Hoe langer ik met Jezus wandel hoe meer ik ervan overtuigd raak dat berouw niet enkel voor zondaars is, maar ook voor gelovigen. Het is niet simpelweg iets eenmaligs, maar het is iets waartoe Gods volk is opgeroepen totdat Christus terugkeert.

Iedere Christen die een berouwvolle houding houdt brengt Gods aandacht over zich heen. Berouw opent deuren voor ons wat door niks anders geopend kan worden. Wanneer we voor Gods aangezicht wandelen met een berouwvol hart zullen we overspoeld worden met ongelooflijke zegeningen!

Een berouwvol hart is zacht, teder en buigzaam en het kan eenvoudig gevormd worden door de Heilige Geest. Het reageert en handelt wanneer God hen terechtwijst.

De nummer 1 eigenschap van een berouwvol hart is een bereidheid om schuld te erkennen en te aanvaarden, om te zeggen “Ik ben het Heer, ik heb gezondigd!”.

Als er geen erkenning is van zonde kan er ook geen berouw zijn: “Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil” (2 Korintiërs 7:10). Als u niet bereid bent om toe te geven dat u fout zit zegt u eigenlijk dat u zich er niet van hoeft af te keren.

Voordat Pilatus de Heere Jezus overgaf in de handen van de moordzuchtige priesters en ouderlingen wou hij de wereld laten weten dat het niet zijn fout was. Hij liet een bak water komen, doopte zijn handen er in en verklaarde dat hij onschuldig was aan Zijn bloed tegenover de boze menigte:

“Toen Pilatus zag, dat niets baatte, maar dat er veeleer oproer ontstond, nam hij water, wies zich de handen ten aanschouwen van de schare en zeide: Ik ben onschuldig aan zijn bloed; gij moet zelf maar zien, wat ervan komt” (Matteüs 27:24)

De handen van Pilatus waren natuurlijk niet rein, hij stond op het punt om de zoon van God over te leveren aan moordenaars. Door dit soort denken sluit een persoon iedere vorm van berouw en bekering buiten. Als de volgende dag een profeet naar Pilatus zou komen om te zeggen “Bekeer of verga!” dan zou de heerser verbouwereerd geweest zijn. “Wie ik?” zou hij gevraagd hebben. “Ik heb niets verkeerd gedaan, hoe kan ik me bekeren als ik niet gezondigd heb?”.

Johannes schrijft: “Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet … indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet” (1 Johannes 1:8, 10)

  1. Nog geen reacties.
  1. No trackbacks yet.

Plaats een reactie